Blazen
Vandaag zat er een bekeuring bij de post. Weer eentje! Nou ja, "weer eentje." Dat impliceert alsof ik er regelmatig één op de deurmat vind en dat is ook weer niet waar. In die ruim twintig jaar dat ik auto rijd heb ik alles bij elkaar misschien vijf of zes bekeuringen gehad. Nou, dat is toch netjes, al zeg ik het zelf. Waarom ik deze bekeuring kreeg? Niet omdat ik dronken achter het stuur zat. Iedereen die mij een beetje kent weet dat ik een geheelonthouder ben. Ook zat ik niet achter het stuur met andere verdovende rotzooi zoals ik dat spul noem en mijn kinderen opvoedkundig duidelijk maak dat nooit te gebruiken. Ook had ik netjes m’n gordel om en m’n papieren bij. Eigenlijk heel netjes dus. Maar ook ik rijdt wel eens een scheven schaats. Potjandikkie. Ik had te hard gereden. En wel vier hele kilometers! Foei, foei, foei. Er komen mij wel eens auto’s voorbij met twintig kilometer sneller dan wat ik rijdt maar die zijn de politie waarschijnlijk te snel af. Straks word ik nog voor straf met "blote voeten en zonder eten" naar bed gestuurd door m’n vrouw, dacht ik nog. Maar gelukkig viel dat mee. De administratiekosten vielen geloof ik hoger uit dan de bekeuring zelf maar ach er waren toch weer een aantal mensen bezig geweest om mijn die bekeuring te sturen. Goed voor de werkverschaffing.
Ook ben ik wel eens betrapt omdat ik m’n gordel niet om had. Nou ja, niet om. Ik reed vanaf een parkeerplaats weg en deed tegelijkertijd mijn gordel om. Laat ik nou net de pech hebben dat dat nou net gezien werd door een te ijverige agent; "Uw rijbewijs graag" werd mijn gevraagd door een...tja, knulletje in het blauw. "U had uw riem niet om". Ik wilde nog in discussie gaan maar dat heeft geen enkele zin, had inmiddels de ervaring die ik had over de blauwe handhavers mij geleerd. "Ik ga niet met U in discussie. Als U een klacht in wil indienen dan moet U dit formulier… bla bla bla…" is steevast het antwoord. U zult het zeker herkennen. "Ik heb m’n rijbewijs thuis liggen maar ik woon hier vlakbij." Ik mocht mijn rijbewijs thuis ophalen en de politie reed met mij mee. Zo gauw ik m’n huis binnen ging om m’n rijbewijs te pakken, zo gauw was ik ook weer buiten en gaf ik het agentje mijn rijbewijs. Heel serieus bestudeerde hij mijn roze papiertje. Wat dromerig stond ik naast hem terwijl hij voor mij een bekeuring schreef. "Hoe heet deze straat?" vroeg het agentje streng aan mij. Wat beduusd van de situatie zei ik: "ja, U bent politie." Nou, dat had ik beter niet kunnen zeggen. "Nu kunt u mij vertellen hoe deze straat heet en anders gaat U mee naar het bureau" zei hij hoogst geïrriteerd. Waarop meteen zijn collega uit de auto stapte en heel dominant erbij kwam staan. "Ach jochie toch", dacht ik. "Gisteren speelde je nog met je playmobiel". Het was duidelijk een stagiaire die z’n punten moest halen. Ik noemde de naam van de straat terwijl ik op het straatnaambordje wees. Hij gaf me de bon in handen, keek me nog een keer streng aan en wensten me nog een goede dag. Goed gedaan joh, ik hoop dat je een goed stagerapport had.
Een aantal jaren geleden, ik was half in de twintig, ging ik uit met een paar vrienden. We spraken af om op een bepaalde tijd bij een bepaalde kroeg te zijn. Ik ging eigenlijk nooit naar een kroeg, maar ach, met een paar vrienden zou het best gezellig kunnen worden. Mijn vrienden kwamen allemaal op de fiets. Ik kwam met de auto. Waarom? M’n fiets was kapot. Ik drink toch niet dus dat was geen probleem. En als één van m’n vrienden stomdronken zou zijn en niet in staat was terug te fietsen dan zou ik als BOB zijnde hem naar huis kunnen brengen. De avond was leuk en gezellig. En zoals dat altijd gaat als het leuk en gezellig is vloog de tijd voorbij. Om twee uur ’s nachts sloot de kroeg en iedere feestganger ging naar huis. Iedereen liep al dan niet aangeschoten naar zijn of haar fiets. Behalve ik. Ik was met de auto en liep naar mijn kleine witte vriend, zoals ik mijn Suzuki noemde. Op de hoek van de straat stond "familie agent", bestaande uit een man of tien. Die staan er altijd op zo’n uitgaansavond. Preventief. Zodat ze meteen kunnen ingrijpen bij calamiteiten. In plaats dat één van de agenten (de hele familie agent zag me instappen) naar mij toe was gekomen om te vragen of het wel verstandig zou zijn om te gaan rijden, en ik hem dan had kunnen vertellen dat ik niet gedronken had liep het even iets anders. Ik had m’n gaspedaal nog maar net ingedrukt of er kwamen al twee politiewagens achter me aan. Ja echt. Twee politiewagens! Niet één maar twee. Ik vond het eigenlijk heel treurig maar moest in mezelf ook hard lachen. Ik wist namelijk al wat er ging gebeuren, gezien het voorgaande: "jongeman komt uit kroeg en stapt auto in". En ja hoor, precies wat ik dacht, na me een paar honderd meter gevolgd te hebben zag ik in mijn achteruitkijkspiegel het felrode knipperende "stop politiebordje." Ik had niet gedronken, m’n gordel had ik om, m’n rijbewijs bij en ik hield me netjes aan de snelheid dus laat oom agent maar komen grinnikte ik in mezelf. Ik stopte mijn auto. En echt waar, er stopte één politiewagen achter mijn auto en eentje naast mijn auto. Ik kon geen kant meer op. Ik piste zowat in m’n broek van het lachen om dit hele gebeuren; Ga ik een avondje uit, iets wat ik eigenlijk nooit doe. Drink de hele avond cola. Stap vervolgens in m’n auto wat word gezien door de agenten die maar een meter of tien verderop staan en daar niets van zeggen om me vervolgens met twee auto’s en veel machtsvertoon te achtervolgen om mij verderop te laten stopen. Daar stond ik dan. In m’n uppy, twee uur ’s nachts met vier agenten om me heen. Oom agent klopte op mijn raampje en ik draaide m’n raampje naar beneden. Ja, het is al een aantal jaren geleden en toen had je nog autoraampjes die je al draaiende moest openen. Ik probeerde zo’n neutraal mogelijk gezicht te trekken en m’n lach in te houden. "Goedenavond" sprak waarschijnlijk de stoerste van de vier. "Hebben wij gedronken?" "Ik weet niet hoe het met U zit maar ik niet" ging door m’n gedachte. Maar om die gedachte om te zetten in woorden zou me zeker een nachtje cel opleveren dus hield ik me maar in. "Nee, alleen cola" antwoordde ik. "Weet U het zeker?" Hé? Of ik het zeker weet?! Natuurlijk wist ik het zeker! "Dan zullen we even een blaastestje moeten doen" zei oom agent. Hij zei het op een toon alsof ie zelf ook mee ging blazen. Hij pakte het blaaspijpje en legde mij uit wat ik moest doen. "blazen totdat ik stop zeg". Ik zette m’n mond om het blaaspijpje heen terwijl de agent mij aanmoedigde; "blazen, blazen, blazen…stop maar." Waarschijnlijk was ie vroeger coach geweest van een of ander sportteam of was ie in z’n vrije tijd een fanatiek supporter van een voetbalclub want het aanmoedigen ging ‘m goed af. "Prima", knikte de agent. "U heeft niet gedronken". "Dat zei ik toch" waren de woorden die in me opkwamen maar die ik maar niet ten gehore bracht tegen de nogal strenge bromsnor. Hij wenste me nog een goede nacht. We waren inmiddels twintig minuten verder toen ik mocht doorrijden. Thuis aangekomen gierde ik nog van het lachen. De buren dachten nog dat ik dronken was en vroegen of het wat zachter kon. Of ik wel wist hoe laat het was.
Ik heb toen een fles wijn open getrokken en die tot de laatste druppel opgezopen. Tja, ik hoefde toch niet meer te rijden.
Walter
Mogelijk gemaakt door Webnode