Duif

02-02-2022 12:00

Duif 

Toen ik van de week bijna thuis was zag ik naast mijn huis een duif op de stoep zitten. Het beestje hupte zich voort. Het was duidelijk dat ie niet meer kon vliegen. Vleugellam of wellicht opstartproblemen. Ach, dat is de natuur, dacht ik nog bij mezelf. Ik zette mijn route voort en parkeerde mijn fiets in de schuur en kon meteen aanschuiven: mijn vrouw had het eten klaar. We aten kippenvleugeltjes. Na het eten moest mijn vrouw weg en reed met de auto de poort uit. Terwijl ik de tafel aan het afruimen was werd er, nog geen minuut later aan de deur gebeld. “Ze is zeker weer iets vergeten” zuchtte ik. Toen ik open deed stonden er drie meisjes van een jaar of 11 voor mijn deur: “Meneer, er zit een duif in uw tuin en hij kan niet meer vliegen. Kunt u helpen?” vroegen de jonge dames met een droevige stem. Pff, daar stond ik dan als volwassen man, tegenover een paar kinderen, met figuurlijk mijn handen in het haar. Mijn vrouw kwam om de hoek rijden en vroeg vanuit de auto wat er aan de hand was. “Ach, laat toch zitten, man. Het is maar een duif, dat is de natuur” riep mijn vrouw, die normaal gesproken een echte dierenvriend is, mij toe. Het was zo aandoenlijk hoe die meisjes zich over die duif bekommerde dat ik het niet over mijn hart kon verkrijgen om niks te doen. Het menselijke kwam bij mij naar boven. “Maar hoe kan ik dan helpen? vroeg ik aan de beteuterde dames. Ik had meer medelijden met de kinderen dan met die duif. “Weet je”, zei ik tegen de kinderen, “ik bel de dierenambulance.” Dat vonden ze een goed idee. Als anti-dierenliefhebber belde ik naar de centrale. Maar in plaats dat ik meteen iemand aan de lijn kreeg, kreeg ik een bandje te horen;  “Goedendag….. u bent beller nummer 4 in de wachtrij, blijf aan de lijn”. Het duurde en het duurde maar. Na twee minuten was ik nog maar beller nummer 3. Voor de kinderen duurde het wachten kennelijk ook lang want ze zeiden: “Wij moeten thuis gaan eten” en weg waren ze. Nu stond ik daar dus alleen, met de dierenambulancecentrale aan m’n oor en een manke duif in mijn voortuin. Na een aantal minuten kreeg ik dan eindelijk iemand te spreken en ik netjes het voorval melden. Of de duif schramplekken had en verkleurd was en of ik even wilde gaan kijken of dat ook zo was. “Nee mevrouw, ik ga niet kijken hoe of wat het beest mankeert, daar zijn jullie voor. Het mag al een wonder heten dat ik als anti-dierenvriend de dierenambulance bel. Ik heb meer medelijden met die kinderen dan met die hele duif", zei ik ietwat geïrriteerd. “We komen er aan.” Wat een ophef allemaal. En dat allemaal voor een strompelende duif met opstartproblemen”, mompelde ik in mezelf. Maar, en dat voelde goed, ik deed het immers wel om die kinderen te helpen, die trouwens allang waren gevlogen. Na een minuut of tien kwam inderdaad de dierenambulance . Terwijl ik de voordeur al open deed kwam de dierenambulance met volle vaart aanrijden, alsof er, ik weet niet wat gebeurd was, en stopte op de stoep, recht voor mijn deur. Er sprongen twee dames uit. “Waar is ie?” riep de dierenzuster. “Wat!” riep ik woedend. Ik stond me al op te vreten dat ik al een uur bezig was met een manke duif. Iets wat helemaal niet bij mij past maar waar ik gewoon mijn menselijke kant toon en dan word ik hier even door zo’n -dieren-komen-voor-mij-op-de-eerste-plaats-type, afgesnauwd. Daar ben ik dus niet van gediend. "Goedendag meneer, u had gebeld, het ging over een duif, we zullen eens kijken……” Ik deed even de manier voor hoe het hoort. "Moet u eens goed luisteren mevrouw, ik ben nu al ruim een uur bezig met een half dooie duif. Gewoon omdat mijn mensenhart spreekt, ik had het namelijk zo te doen met die kinderen. Ik bel met de dierencentrale waar ik minuten lang moet wachten en als jullie dan komen word ik zo afgesnauwd. Daar hou ik niet van. En anders smijt ik hier gewoon de deur dicht en dan zoek het maar uit", zei ik zwaar geïrriteerd. Sorry meneer maar toch bedankt dat u zich zo bekommert om de duif. Het mens begreep het echt niet. “Ik doe het omdat ik medelijden heb met die kinderen. Niet om die manke duif!” riep ik haar toe. “Welke kinderen?” vroeg ze verbaast. Ik grapte, “Ja, die zijn gevlogen.” Gewapend met een kattenbench en op hun hurken, hupte de dierenzusters stilletjes naar de duif toe. Het was een komisch gezicht. Ik vroeg mezelf af waar ik mee bezig was. Nu had ik niet alleen een manke duif in mijn voortuin maar ook twee op hun hurken huppende dierenzusters. Droomde ik? Nee, het was echt. Dat hoorde ik wel aan de claxonnerende auto’s die voorbij reden en zich blijkbaar afvroegen wat er in mijn voortuin afspeelde. Het werd helemaal komisch toen één van de hurkende dames voorover viel omdat de duif zich niet liet vangen. Daar lag de dierenzuster dan voorover in mijn tuin. Mijn geïrriteerde boosheid was nu totaal omgedraaid en ik piste haast in mijn broek van het lachen. “Moet ik een ambulance bellen”, dacht ik. Maar ik kon het niet over mijn menselijke hart verkrijgen om dat ook hardop te zeggen. Gelukkig kon de, op het grind gevallen dierenzuster geholpen worden door haar collega die nog wel een pleistertje in de dierenauto had liggen. Door alle commotie heen zag de duif kans om de “benen te nemen” en weg te huppen. De dierendames hadden het nakijken want met alle kracht die de duif nog in zich had, vloog ie wonderbaarlijk weg. “Dan kunnen we ook niks meer.” De gevallen dame zei ietwat beteuterd, “Tja dat doet pijn.” Ik dacht dat ze het had over haar wond op d‘r hoofd door het vallen op het grind in mijn voortuin en ik adviseerde haar om er thuis een natte doek op te leggen en het goed te verzorgen. Mijn mensenhart sprak. Maar kennelijk bedoelde ze dat niet en hoorde ze mijn bezorgde en adviserende woorden ook niet en vond ze haar eigen verwonding ondergeschikt aan het dierenleed: “Hoe moet het nou met het beestje, zei ze tegen zichzelf terwijl er een traan over haar wang liep en ze de dierenwagen instapte. Ik schudde toch ietwat lachend mijn hoofd. Dierenliefde is prima. Maar overdrijven is ook een vak. Ik heb m’n best gedaan, ik was trots op mezelf. Toch dierenliefde? Nee. Een groot meelevend menselijk hart.

De andere dag kwam ik thuis. Voor mijn poort lag de duif, dezelfde duif die een dag ervoor nog mank in mijn tuin hupte. Hij leefde niet meer. Mijn hulp en moeite heeft niet meer mogen baten. Kennelijk heeft ie zijn laatste adem willen uitblazen voor mijn poort, alsof ie zeggen wou, “Nog bedankt voor je hulp.”

En ik… ik dacht alleen maar aan mijn grote idool die ooit de woorden sprak: “Doif is dot”.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

© 2013 Alle rechten voorbehouden.

Mogelijk gemaakt door Webnode