Help, Walter kookt!
Help, Walter kookt!, dat staat op mijn kookschort. Dat "help" slaat niet zo zeer op het daadwerkelijk koken maar wel op alles er om heen. Als huisman kook ik bijna elke dag. Ik vind koken leuk dus het is zeker geen straf. Ik zorg dat er iedere avond een maaltijd op tafel staat. Het fijne is dat ik alleen kook, alle tijd heb, niemand over mijn schouder meekijkt en ik in mijn eigen tempo en op mijn eigen manier kan werken. Het gaat langzaam. Stap voor stap moet ik alles doen. Ik moet vijf keer het recept lezen en dan na iedere handeling nog eens zinnetje voor zinnetje lezen wat ik moet doen. Het vergt veel tijd maar gelukkig geen irritatie, omdat ik alleen ben. Geen gezeur van “Pap, wanneer gaan we nou eten?” en “Schiet eens op want ik heb honger.” Uiteindelijk mag het resultaat er zijn. Het opeten gaat sneller dan het door mij bereiden. Het koken kost mij wel heel veel energie. Na de maaltijd zeg ik dan ook zelfspottend: "Papa heeft gekookt dus jullie mogen afwassen. Jullie hebben net al mijn energie opgegeten.” Tja, elk nadeel heb z’n voordeel, luid de uitspraak toch? Ook nu speelde mijn eigenwijsheid voor mijn kookpassie een rol; Ik wilde me aansluiten bij een kookclub, verdiepen in meerdere gerechten. Wetende dat dat veel voeten voor mij in de aarde zou hebben, bleef ik enthousiast. “Nee, dat is niks voor jou.” en “Hoe lang zal papa het vol houden, een uur, een kwartier? grapte mijn dochters. “Weet je hoe moeilijk het is om met jou samen te werken?” werd mij ontmoedigd gezegd. Zelf wist ik ook dat het moeilijk zou worden om me met mijn “anders zijn” in een groep te voegen. Gaat een ander zich aan mij irriteren omdat ik langzamer ben en het niet in één keer snap? vroeg ik ook wel mezelf af. Maar ook hier gold, hoe harder men zegt dat het me niet gaat lukken, hoe meer ik wil bewijzen dat ik het wel kan. Ik vertelde tegen een vriendin, die ik had leren kennen bij Human Library, toen ze mij kwam “lezen”, dat ik me wil aansluiten bij een kookclub maar dat dat voor mij, door mijn “anders zijn”, veel meer is dan alleen maar koken. Omdat ze mij destijds “gelezen” had en mijn verhaal dus kende, zei ze spontaan: “Dan ga ik toch met je mee. Ik vind koken ook leuk en dan steun ik je waar nodig. Dat zijn twee vliegen in één klap.” Nou, ik stond perplex. Wat aardig. Dat zou voor mij een hoop struikelblokken en prikkels wegnemen. Later vertelde ze me dat ze zelf in de hulpverlening werkt en ook vanuit daar, een beetje wist hoe het werkte bij mensen met Niet Aangeboren Hersenletsel. Door dit aanbod werd het mij toch mogelijk gemaakt om me bij de kookclub aan te sluiten en mijn passie te volgen. Toch bleef het voor mij een stap. Hoe zou de groep reageren als ik drie keer iets moet vragen, vijf keer het recept moet doorlezen omdat mijn “begrijpmachine” niet honderd procent werkt en dat het bij mij allemaal wat langzamer gaat? Ik wil niemand tot last zijn. Die vriendin en ik hadden afgesproken dat wij altijd samen zouden koken waardoor ik altijd terug kon vallen op haar, mijn kookmaatje, als mij iets niet lukte. We zouden niks vertellen aan de groep over mijn “anders zijn.” Het ging mij immers om het koken. De kookjuf legde uit wat er op het menu stond, wat we gingen koken. Ze las het recept voor en deelde de kookgroepjes in. Dat is de normale gang van zaken maar voor mij was dat voorlezen, de uitleg, wat in een snel tempo ging, niet bij te houden. Mijn kookmaatje stootte mij al aan, wetende hoe het bij mij werkt, en knikte met een blik: het komt goed. En inderdaad, het kwam ook goed. Hoewel het voor mij veel energie kostte, zette we iteindelijk toch een heerlijke maaltijd op tafel. Thuis kan ik op mijn eigen tempo en op m’n gemak koken maar hier ging het er even anders aan toe; De kookjuf die aanwijzingen geeft hoe ik het één en ander beter kan doen, medecursisten die tijdens het koken even een praatje komen maken. Mensen die over je schouder meekijken, en dat terwijl ik me extra moet inspannen en concentreren op het geen ik aan het doen ben, het zijn allemaal prikkels. Het kost mij dan ook heel veel energie. Ook het tempo waarin gekookt moest worden lag voor mij iets te hoog. Als ik dan even “niks” stond te doen omdat het tempo voor mij te snel ging en ik me even stond “op te laden” om te voorkomen dat ik “over de kook” raakte, kreeg ik de opmerking: “Dat is makkelijk, je laat je kookmaatje al het werk doen.” “Je moest eens weten”, ging door mijn hoofd. Het was ook een beetje mijn eigen schuld. Ik wilde niet vertellen aan de groep dat ik een beetje “anders” ben. Uit ervaring weet ik dat als ik het wel vertel, ik medelijdende opmerkingen krijg, mensen te voorzichtig met me omgaan en soms doen alsof ik dom ben. De prikkels die ik ervaar wanneer ik het niet vertel en dus gewoon in de stroom mee moet varen, is dus het risico die ik zelf neem. Gelukkig steunede mijn “kookmaatvriendin” mij als de prikkels mij te pijnlijk werden. In die zin kreeg mijn tekst, “Help, Walter kookt’ op mijn kookschort een andere lading. Het was voor mij echt een uitdaging om me, met alle obstakels die mijn “anders zijn” meebrengt, staande te houden in de groep. Maar het is me gelukt.
Mijn dochters hebben geen gelijk gekregen. Papa was niet binnen een kwartier terug en ook was ik niet na een uur weer thuis. Met behulp van mijn kookmaatvriendin hield ik het vol en zijn mijn culinaire kunsten meer uitgebreid die ik nu thuis kan toepassen. En mijn kinderen, die roepen nu elke avond: “Heerlijk, papa heeft gekookt.”
Mogelijk gemaakt door Webnode