Ziekenhuisliefde

14-01-2014 12:00

Ziekenhuisliefde

Ik heb een afwijking. Een zeldzame afwijking die niet of nauwelijks voorkomt. Er is geen dokter te vinden die het kan behandelen. En het hoeft ook niet behandeld te worden. Er is goed mee te leven. De diagnose heb ik zelf gesteld: “ziekenhuisliefde.” Ik heb namelijk een grote liefde voor het ziekenhuis. “Hé, voor het ziekenhuis? Ja, dat kun je wel een afwijking noemen” krijg ik vaak te horen? Waar die liefde voor het huis waar je beter niet kunt komen vandaan komt….. "Ik ben geboren en getogen in het ziekenhuis" zeg is weleens. “Geboren, is nog te snappen. Maar getogen, Hoezo?" wordt mij vaak gevraagd. Als kind heb ik heel vaak in het ziekenhuis gelegen. Niet omdat ik een chronische ziekte heb waarvoor ik keer op keer naar het ziekenhuis moest. Nee, ik had gewoon altijd pech. Dan had ik dit en dan weer dat. Op m’n derde jaar werd ik al geopereerd omdat ik niet goed kon horen. Ik hoorde alleen de “harde klanken” en zo sprak ik het ook uit. “Nade” riep ik tegen m’n moeder als ik limonade wilde. Was dat echt omdat ik alleen maar de “harde klanken” hoorde en het dus ook zo uitsprak of was ik toen al een commandantje in de dop? Ik ben er aan geopereerd, maar of het heeft geholpen…? De buren klagen nu nog weleens over mijn “harde klanken." Dat was, op m’n geboorte na, de eerste keer dat ik in het ziekenhuis lag. Ik werd vaak opgenomen voor "gewone pech dingen” waarvoor je tegenwoordig niet eens meer het ziekenhuis haalt. Voor een hersenschudding bijvoorbeeld. Daar werd toen nog alle zorg aan besteed. Tegenwoordig valt zoiets in de categorie “niet ernstig genoeg” en word je afgescheept met de woorden: “veel rust en U mag drie paracetamol op een dag.” Ach, ik heb in mijn kinderjaren heel wat tijd in het ziekenhuis doorgebracht. Als ik in criminele termen zou spreken zou ik zeggen dat ik drie kwart van mijn kinderjaren “heb gezeten.” Gelegen, in dit geval. Met als “klap op de vuurpijl”, m’n ongeluk op m’n achtste jaar. Hahahah, met als “klap tegen de motor” moet ik eigenlijk met veel zelfspot zeggen. Na twee maanden in coma te hebben gelegen ontwaakte ik. Ik werd in feite “opnieuw geboren.” Ik voelde me zo thuis dat ik zelfs tegen de zuster “mama” zei. Maanden later werd ik ontslagen maar ik wilde niet weg uit mijn “vertrouwde huis.” Later ben ik er nog wel een paar keer gaan logeren als er toevallig een bed vrij was. Echt logeren. Om “af te kicken.” “Welkom in hotel kinderafdeling” zo verwelkomde de hoofdzuster mij als ik voor de deur stond met m’n logeerkoffertje om nog een nachtje door te brengen in mijn “geliefde ziekenhuis.” Een soort “afkickproces.” Het “afkicken” is me niet helemaal gelukt gezien ik nu nog steeds “liefde” koester voor het huis waar ik veel kindertijd doorbracht. De geur van het ziekenhuis, de dokters en de zusters in hun witte uniform. Het ziekenhuisbeddengoed. De ratelende kar die voorbij komt met koffie en thee en de zuster die dan vraagt: “wat wilt U drinken?”  “Een kopje koffie graag.” “En verder? U mag namelijk twee bekers drinken” zegt de zuster dan lief. O, het geeft mij zo’n heimwee gevoel. Soms ga ik nog weleens een kopje koffie drinken in de grote centrale hal, gewoon om een stukje nostalgie “op te snuiven.” Ik zou een moord doen om nog eens een nachtje in het ziekenhuis door te brengen” zei ik laatst tegen een vriend. “O, maar dat valt wel te regelen” zei ie gekscherend terwijl ie z’n mouwen op stroopte. Hij heeft er toch maar van af gezien wetende dat het mij weliswaar een nachtje ziekenhuis zou opleveren maar hem een nachtje cel. Toch was er vorig jaar een sprankje hoop voor mij. Ik moest geopereerd worden aan m’n knie. Een kijkoperatie. De blijdschap die ik voelde kan ik het beste beschrijven als “idioot.” Zo realistisch ben ik wel. Wie is er nu blij als ie geopereerd moet worden? Mijn blijdschap was niet zo groot om het feit dat ik die operatie moest ondergaan maar omdat ik een nachtje opgenomen zou worden. Maar helaas, mijn blijdschap was van korte duur. Mensen in mijn omgeving lieten me weten dat zoiets tegenwoordig poliklinisch gebeurd. “’s Morgens komen en ’s avonds weer naar huis.” O nee, dat wilde ik niet! Het was al zo lang geleden dat ik het ziekenhuis lag en nu na al die jaren was de “kans” daar……dus "alsjeblieft" smeekte ik bijna. Ik legde de zuster die de intake deed mijn verlangen voor. Vol onbegrip riep ze bijna woedend: “Het is hier geen  hotel!” Net als iedere patiënt in die situatie moest ik gewoon ’s avonds het ziekenhuis verlaten. “Moest” want een geliefde verlaat je nooit vrijwillig.

En wat men ook zegt of vindt:  “oude liefde roest niet.”

 

Walter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

© 2013 Alle rechten voorbehouden.

Mogelijk gemaakt door Webnode